Treffen van voorzieningen bij herstel arbeidsovereenkomst

voorzieningen-bij-herstel-arbeidsovereenkomt.jpg

Bij een ongeldige opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werkgever kan de rechter de werkgever veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, dan wel een billijke vergoeding te betalen. Kiest de rechter voor herstel van de arbeidsovereenkomst, dan bepaalt de rechter daarbij het moment waarop hersteld moet worden. De datum waartegen hersteld moet worden is niet altijd de datum waarop de arbeidsovereenkomst door de “foutieve” opzegging is geëindigd. Wat moet er dan gebeuren in de tussenliggende periode? Moet er bijvoorbeeld een betaling worden gedaan aan de werknemer vanwege het gemis aan loon? Is de rechter verplicht hier iets over te zeggen? In de woorden van de wetgever: is de rechter verplicht voorzieningen te treffen?

De kantonrechter kan een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst uitspreken na een vernietigbare opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (artikel 7:682 lid 1 a BW). Aan het hof komt dezelfde bevoegdheid toe na een toegewezen verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst of een afgewezen verzoek tot vernietiging van de opzegging (artikel 7:883 lid 3 BW). Veroordeelt de rechter de werkgever tot herstel van de arbeidsovereenkomst dan bepaalt hij het tijdstip van herstel en ”treft hij voorzieningen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de overeenkomst” aldus artikel 7:683 lid 3 jo artikel 7:682 lid 6 BW.

Op 22 december 2017 liet de Hoge Raad (ECLI:NL:HR: 2017:3241) zich uit over de vraag of het treffen van voorzieningen bij een veroordeling van de arbeidsovereenkomst verplicht is. Werkgever en werknemer verschilden in deze zaak van mening over het functioneren van werknemer. Er was een verbetertraject ingezet. Partijen onderhandelden tevergeefs over het einde van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster verschijnt niet meer op haar werk en werkgever dient vervolgens een ontbindingsverzoek in. Per 19 november 2016 wordt aan werkneemster (op eigen verzoek) onbetaald verlof verleend. De arbeidsovereenkomst wordt per 10 februari 2016 ontbonden (e-grond). 

In hoger beroep wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2016 moet worden hersteld. Er wordt geen voorziening getroffen voor de periode gelegen tussen 10 februari 2016 en 1 oktober 2016 nu werkneemster in de tussenliggende periode onbetaald verlof genoot.

In cassatie wordt aangevoerd dat het de rechter niet vrij stond geen voorzieningen te treffen.  De Hoge Raad oordeelt dat, alle parlementaire stukken in samenhang bezien, duidelijk is dat de wetgever het aan de rechter over heeft willen laten om te beoordelen of en zo ja, welke voorziening nodig is en dat geen afwijking beoogd is ten opzichte van het artikel 7:682 lid 2 BW (oud) op grond waarvan de rechter voorzieningen “kan” treffen. Anders dan de tekst van artikel 7:682 lid 6 BW doet vermoeden heeft de rechter dus de vrijheid te beslissen of en zo ja welke voorziening bij een onderbreking van de arbeidsovereenkomst moeten worden getroffen.

Wil je meer weten over dit onderwerp of advies bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst? Neem gerust contact met ons op.