Bedrijfsarts in coronatijd: extra eerlijkheid geboden bij telefonisch consult

Op 23 juni 2021 oordeelde de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland dat een werkneemster terecht op staande voet was ontslagen omdat zij tijdens haar arbeidsongeschiktheid commerciële bingo’s organiseerde, terwijl zij naar eigen zeggen nergens toe in staat was.

De werkneemster, die op 11 januari was uitgevallen wegens knieklachten, had op 21 januari een telefonisch consult met de bedrijfsarts. Die bedrijfsarts koppelt terug dat vanaf 1 februari een stapsgewijze opbouw in werkzaamheden kan plaatsvinden ter re-integratie. Werkgever wil daar uitvoering aan geven, maar werkneemster zegt dat ze dat niet kan wegens haar klachten.

Op 10 februari volgt een nieuw telefonisch consult met de bedrijfsarts. Die vindt opnieuw dat er medisch gezien geen bezwaren bestaan tegen een staffelsgewijze terugkeer in het werk, maar stelt wel vast dat er inmiddels een belemmerende arbeidsverhouding is. Werkgever en werkneemster spreken opnieuw met elkaar, en werkgever informeert wat werkneemster zoal de hele dag doet. Daarop zegt werkneemster niets te kunnen, ook vanwege haar medicijngebruik.

Op 16 maart komt werkgever erachter dat werkneemster op 13 februari een Facebookpagina voor de verkoop van schoonheidsproducten heeft opgericht en op 22 februari een Facebookpagina heeft opgericht waarbij via digitale bingo’s schoonheidsproducten worden verloot. Zij presenteert deze bingo’s zelf. Werkgever nodigt werkneemster op 18 maart – per e-mail – uit voor een gesprek hierover op kantoor op 19 maart. Werkneemster houdt dat af, onder meer vanwege haar medicijngebruik. Daarop ontslaat werkgever haar op staande voet.

In de procedure die daarop volgt laat werkgever beelden zien van werkneemster die de bingo’s presenteert, welke beelden totaal niet overeenstemmen met het beeld dat zij van zichzelf heeft geschetst tegenover de bedrijfsarts en tegenover de werkgever. Naar eigen zeggen zat zij zo zwaar onder de medicijnen dat ze tot niets in staat was, behalve het overgrote deel van de dag versuft op de bank of op bed liggen. Een dergelijke indruk maakte werkneemster op de filmpjes bepaald niet. Het lijkt er dus op dat zij een veel slechter beeld van zichzelf heeft geschetst tegenover de bedrijfsarts, dan in werkelijkheid aan de hand was. Dat levert, zowel in objectieve als in subjectieve zin een dringende reden voor ontslag op staande voet op.

Interessant is dat de kantonrechter hierbij nog het volgende overweegt. De dringende reden is er temeer omdat de werkneemster als gevolg van de coronacrisis nagenoeg uitsluitend telefonisch heeft gesproken met de bedrijfsarts en met werkgever. Dat legt naar het oordeel van de kantonrechter een extra verplichting op werkneemster om haar gezondheidstoestand zo volledig en zo waarheidsgetrouw mogelijk naar voren te brengen. Het vertrouwen dat werkgever en de bedrijfsarts moeten kunnen hebben in de mededelingen van werkneemster is onder deze omstandigheden ernstig beschaamd.

Wil je hier meer over weten? Bel Kaper Nooijen Advocaten. Wij weten hoe het zit!