Bezint eer ge begint

Het Gerechtshof Den Haag moest op 5 december 2023 (ECLI:NL:GHDHA:2023:2471) oordelen over de opzegging door een zieke werknemer, die achteraf stelt aan die opzegging niet gehouden te kunnen worden, omdat de werkgever haar had moeten wijzen op het feit dat ze door die opzegging geen uitkering en geen transitievergoeding zou krijgen.

 De feiten zijn als volgt. De werkneemster werkt al sinds 2009 bij werkgever. Op 1 december 2020 meldt zij zich ziek wegens corona. Op 7 januari daarna geeft ze telefonisch door dat ze wil stoppen. Op diezelfde dag stuurt zij een e-mail naar alle collega’s en de leidinggevende, waarin zij laat weten weloverwogen haar ontslag in te dienen. Een dag later dient ze per e-mail haar ontslag in bij de leidinggevende. Ze vraagt daarbij wat de opzegtermijn is. De leidinggevende reageert op 11 januari per mail dat werkneemster niet aan de opzegtermijn gehouden wordt en dat haar taken door collega’s zullen worden overgenomen. In de afronding van haar werk stuurt werkneemster een dag later nogmaals een e-mail, waarin zij aangeeft wanneer ze haar spullen zal inleveren. Op 12 januari e-mailt de leidinggevende nog dat zij graag afscheid wil nemen, waarop positief wordt gereageerd. Op 15 januari stuurt de werkneemster haar collega’s een uitgebreide afscheidsmail en diezelfde dag levert zij haar spullen in.

Op 26 januari komt de werkneemster terug op de opzegging, stellende dat ze niet de intentie had om per direct uit dienst te treden. In plaats daarvan wil ze ontslag met wederzijds goedvinden onder betaling van de transitievergoeding, nadat zij hersteld is. De leidinggevende reageert verbaasd en geeft aan dat daarvan geen sprake kan zijn. Werkneemster wordt geconfronteerd met een weigering van de Ziektewetuitkering en spant een procedure aan. Zij vordert een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd omdat de werkgever haar had moeten informeren over de ernstige gevolgen van de opzegging. De kantonrechter stelt de werkneemster in het gelijk.

Het Hof oordeelt opnieuw over de zaak en concludeert dat een werkgever niet licht mag afgaan op een verklaring van een werknemer gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden heeft een werkgever een onderzoeksplicht om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen. Daarvoor is de context waarin de verklaring is afgelegd van groot belang.

Gezien de niet mis te verstane uitlatingen van de werkneemster en haar handelen daarna, mocht de werkgever er in dit geval gerechtvaardigd op vertrouwen dat de werkneemster wilde opzeggen. Het Hof wijst de vorderingen alsnog af.

 

Wil je hier nou meer over weten? Bel Kaper Nooijen Advocaten. Wij weten hoe het zit.


 

Roos VerhoorenNieuws